donderdag 25 december 2014

Een alternatief kerstverhaal

Laatste hellevuur



Een druilerige kerstavond en dan nog de weg kwijt ook. De stad is me onbekend, maar het hotel kan niet ver weg zijn. Het regent niet hard, maar miezert vervelend en nat.

Opzij zie ik een steegje omlaag lopen. Aan het eind brandt een vreemd vuur naast een man. Nieuwsgierig als altijd schuifel ik de stenen traptreden af. Altijd op zoek naar een exotisch avontuur om thuis te vertellen.

Hij kijkt en knikt. Alsof hij me verwacht. ‘Het is bijna uit’, mompelt hij. ‘Nog even en dan voorgoed.’
-          Wat voor vuur, vraag ik, naar woorden in zijn taal zoekend.
‘Van de hel,’’ klinkt het achteloos. ‘Het vuur van de hel gaat uit. Heeft geen zin meer. Hij stuurt er niemand naar toe.’
-          Je bedoelt God, probeer ik hem te volgen.
‘Ja. Mensen zijn nooit echt helemaal slecht. Nooit door en door verdorven. Niet zo erg, dat ze voor eeuwig…’en zijn hoofd wijst naar het dovende vuur.
-          Dus we gaan allemaal naar de hemel? Ik geloof mijn eigen woorden niet en formuleer voorzichtig en aarzelend.
‘ Nee, die gaat tegelijk op slot.’ Hij bekijkt me even. Ben je nou echt zo dom, lijkt hij te denken. ‘Geen mens is ook helemaal goed. Niet dat je voor eeuwig zo verheerlijkt zou moeten worden.’
-          Dus als we doodgaan, allemaal naar een vagevuur? Ik kan me niet voorstellen dat ik dit gesprek serieus voer met een onbekende man ergens onderaan een doodlopende steeg.
‘Vagevuur?’Hij lacht schamper. ‘Dat hebben jullie mensen zelf bedacht. Heeft nooit bestaan.’
-          Maar wat dan? Ik bedoel na onze dood? En what about dat Laatste Oordeel? Ik graaf in mijn geheugen naar de beloftes die me ooit zijn gedaan.

‘Dat is hetzelfde toch. Het oordeel en het Laatste Oordeel. Daar zit geen verschil tussen. Tijd is ook iets wat jullie mensen hebben bedacht. Hij is eeuwig. Voor Hem is eeuwigheid een seconde en een seconde eeuwigheid.’

Hij schudt zijn hoofd over zoveel onbenul. ‘Jullie kunnen echt niet uit de voeten met een blijde boodschap he? Ik zal het nog één keer zeggen: de hel bestaat niet en de hemel ook niet. Nou gerust gesteld?’
-          Maar na de dood dan?
‘Dan ben je dood. Voor Hem zijn leven en dood trouwens dezelfde punt in de eeuwigheid. Dat snap je toch. Je kunt net zo goed zeggen dat je eeuwig leeft als dat je eeuwig dood bent. Is alle twee tegelijk waar.’
-          En geen beloning of straf?
‘Hoe je met jezelf leeft, is je beloning of straf, als je dat zo wilt noemen. Het resultaat maak je zelf. Zowel in jullie tijd als in Zijn eeuwigheid.’


Verward keer ik hem de rug toe. Achter me dooft het vuur en sluit het duister zich. Ik slof de treden op, maar het voelt als omlaag. Alsof de wip de andere kant op zakt. Naar de weg, waar het hotel glimmend op me wacht.

Nog één keer kijk ik om. Geen steegje te zien. Geen vuur ook.
Dat is toch geen verhaal om thuis na te vertellen.
Er zijn en niet zijn tegelijk! Wat een onzin.
Ik ben, dat weet ik zeker, want ik schrijf toch!

Arnold Verplancke



Geen opmerkingen: