woensdag 13 mei 2015

Wiet is verdriet



Tilburg is het ergste

“Tilburg is crimineler dan Den Haag. Daar sprak niemand over wiet. Hier in Tilburg  was het normaal. In de koffiehuizen praatten ze openlijk. ‘Hoeveel heb je er af gehaald, hoeveel kilo? Hoeveel droog en hoeveel nat?’ Als je één keer naar het koffiehuis ging, wist je alles.”

Hij klinkt nog verbaasd als hij er op terug kijkt. Laten we hem Bülent noemen, een Turkse man van midden dertig, die fors in  de wietteelt en –handel heeft gezeten. Niet zijn echte naam, omdat hij bij zijn vroegere vrienden niet de indruk wil wekken dat hij al te veel uit de school klapt.

Geboren in Turkije en later als zestienjarige herenigd in Den Haag met zijn ouders. Zijn vader kwam hierheen als gastarbeider, zijn moeder volgde en nog later arriveerden de kinderen. Via zijn vrouw raakt hij vervolgens in Tilburg. “Een rustige stad. Geen bakkerij open op zondag in die tijd.”  

Bülent is een handige jongen, in allerlei opzichten. Hij kan tegels leggen, in de bouw werken, elektriciteit aanleggen, maar ook organiseren, mensen aan het werk zetten en als koppelbaas fungeren. Hij heeft een goed inkomen als hij in Tilburg komt. Maar in een koffiehuis gaat het zó vanzelf…. 

“Ze komen naar je toe. Vragen wat voor werk je doet. Maken kennis. Vragen of je een ‘plaatsje’ voor ze wil zetten, voor de wiet.  Of dat je misschien relaties hebt in België of Duitsland. Ze laten een stapel geld zien of een mooie auto. Zo trekken ze je er in.”

Hij geeft niemand anders de schuld. “Het was stom van mij zelf om er mee te beginnen. Het was meer de spanning, de adrenaline. Ik had geld op de bank  van mijn normale werk. Had het niet nodig. Ik zag het als een bijbaantje.”

In de Tilburgse schoonfamilie zat ook een aantal mannen in de wiet. Zijn vrouw vond het toen normaal. “Ik kende wiet eigenlijk niet eens. Ik dacht dat ze ‘wit’ zeiden en cocaïne bedoelden. In Turkije maken ze touw van hennep.”

Elektriciteit
Zo kwam Bülent er in terecht. Eerst mee helpen verbouwen. Dan zakken aarde naar zolder sjouwen. Zien dat je de elektriciteit wel wat handiger kunt aanleggen. In gewone woonhuizen van gezinnen.  Hij hoorde er hoe snel alles groeide en hoe er geoogst werd. “In het koffiehuis zeggen ze dat je weinig risico loopt. Dat je zeker de eerste keer geen straf krijgt. Zo praten ze, om je over te halen.”



Kortom, hij belandde zelf midden in de kweek en handel. Verhuurde een bedrijfspand dat hij oorspronkelijk voor zakelijke doeleinden zelf had gehuurd. Liet ook in huizen buiten Tilburg kweken en oogsten. Bouwde een netwerk,  bemiddelde tussen vraag en aanbod. En verdiende goed, heel goed.

Uit die tijd weet Bülent: geld is niets waard. “Wat is 100.000 euro? Zo op, als je ze zo gemakkelijk verdient. Je koop een auto van 65.000 euro. Je doet stoer. Om een discotheek in Den Haag nog een uur na sluitingstijd door te laten draaien, legde ik 14.000 cash op tafel. Ik heb mannen met steentjes zien gooien met een miljoen op tafel. Een fooi zien geven van 14.000 aan een meisje.”

Gevangenis
Hij is gepakt en gestraft. Niet voor de wiethandel. Maar omdat hij zijn bedrijfspand had verhuurd aan iemand die er – zonder dat hij het officieel wist – 1600 plantjes had staan. Hij dacht buiten schot te blijven. Maar helaas. Zes maanden gevangenisstraf, wel in een open gevangenis.

Pas toen kwam zijn eigen moeder er achter wat haar zoon daar in Tilburg uitspookte. Ze wilde hem niet meer en nooit meer zien. Zijn kinderen kwamen wel op bezoek in de gevangenis, maar kregen te horen dat papa daar in het ziekenhuis zat. Hij schaamde zich. De bewakers werkten mee en bleven daarom uit zicht.

Nee, hij is niet gestopt vanwege die gevangenisstraf. Dat was een makkie in die open inrichting. “Ik ben voor mezelf gestopt. Voor mijn broer. Voor mijn kinderen. Ik wil niet dat ze zeggen: mijn vader is kweker.” Hij heeft drie meiden. De oudste zit al op vwo. Daar is hij trots op. Ze bespelen alle drie een instrument. Leren  meerdere talen. “Ik wil geen geld achterlaten voor hen. Geld is zo op. Ik investeer in de kinderen: dat ze kunnen leren en zelfstandig leven.”

Jongeren worden verpest. “Ze zitten er bij in de koffiehuizen en denken: dat ga ik ook doen. De jongens om stoer te lijken. De meiden om mooie kleren en de laatste mode. Wiet kweken vinden ze normaal op 17 en 18 jaar. Van de handel in wiet stappen ze over op hard drugs. Makkelijker en minder volume. Ik ben misselijk geworden van het werk. Huwelijken gaan er aan kapot.”

Hij heeft nu een eerzaam bedrijfje samen met een vriend en een paar medewerkers.  Verdient veel minder dan toen hij in de wiet zat, maar voelt zich veel veiliger. Hij kent veel van de mensen die de laatste jaren geliquideerd zijn, maar heeft contacten in dat circuit afgebroken. Vrienden heeft hij meermalen gewaarschuwd. Vaak tevergeefs. Veel zijn er in de gevangenis beland. “Ik hoop dat iedereen die logisch nadenkt, stopt met de wiet. Wiet is verdriet. Zó heb je duizenden euro’s en zó ben je platzak en word je bedreigd.”

Natuurlijk is het beste als mensen op morele gronden stoppen of weigeren. “Maar Nederland moet ook zelf aanpakken. Bij de achterdeur van de koffieshops moet aangeleverd worden! De straffen moeten ook strenger. Anders blijven mensen zoeken hoe ze zo snel rijk kunnen worden.”

Interview: Hulya Cigdem en Arnold Verplanckein het kader van Alinteri013


Geen opmerkingen: