vrijdag 20 april 2007

Beckett: Breath

Breath

Door Arnold Verplancke


Toneelstuk van Samuel Beckett uit 1969
Duur 35-40 seconden
Vertaling Arnold Verplancke:


Doek
Flauw licht op het toneel dat bezaaid is met allerlei onherkenbare rotzooi. Ongeveer vijf seconden stilstand.
Zachte korte kreet en onmiddellijk het geluid van inademen en tegelijk langzame toename van het licht, die samen hun maximum bereiken in ongeveer tien seconden. Daarna stilte en stilstand van ongeveer vijf seconden.
Geluid van uitademen en langzaam afnemen van licht, die tegelijk hun minimum bereiken (licht als in 1) in ongeveer tien seconden en onmiddellijk een kreet als eerder. Daarna stilte en stilstand van ongeveer vijf seconden.

Doek
Slot



(Toneelaanwijzingen:)

ROMMEL
Niets verticaals, alles verspreid en liggend.

KREET
Korte opgenomen vagitus (kan zowel kreet van kind als van gewonde of stervende zijn. AV). Belangrijk dat de twee kreten identiek zijn en dat het op- en uitdraaien van licht en ademgeluid volstrekt synchroon gebeuren.

ADEM
Versterkt weergegeven opname.

MAXIMUM LICHT
Niet helder. Als 0 = donker en 10 = licht, moet het licht van 3 naar 6 bewegen en terug.





Als het doek is gevallen denken sommige mensen in de zaal dat er iets fout is gegaan. Anderen beseffen dat dit het laatste stuk was van de serie eenakters op het programma. En dat Beckett ook met Breath iets wil zeggen.

Beckett heeft het mensenleven van pakweg 2 ½ miljard seconden samengeperst tot 35 seconden. Je hoort de geboortekreet van een pasgeboren kind, zijn eerste ademtocht, het hoogtepunt is het zicht op de rommel, zijn laatste adem, zijn doodsreutel en de dood.
De mens wordt geboren, geworpen in een onbekende wereld vol rotzooi en sterft. Dat zijn de menselijke zekerheden, dat is de menselijke existentie in een notendop.
En daar ligt de religieuze uitdaging.
Om deze absurditeit te overdenken en overwinnen.
Om zin te geven aan de menselijke existentie.
Om te voorkomen dat de dood alleen maar de overgang is van het nutteloze naar het niets.
Om die uitdaging en die vraag van Beckett, grenst voor mij kunst aan religie, zonder religieuze kunst te worden.
Ik denk aan Karl Rahner, die in zijn artikel over “Theologie en de kunst” schrijft over kunst die iemand confronteert met zijn totale zelf, zodanig dat in hem de hele vraag naar het bestaan, de existentie, wordt gewekt.

Het werk van Beckett leent zich daar bijzonder toe. Doordat hij met zijn absurdistische stukken en beelden en zijn door het existentialisme beïnvloede denken de mensen de spiegel voorhoudt van hun naakte bestaan. Van alle opsmuk ontdaan, teruggebracht tot de essentie.

Zoals in het bekende Wachten op Godot, waar twee zwervers eindeloos wachten op Godot die ze niet kennen; dus op iets of iemand, waarvan ze niet weten wanneer die komt en waarom ze moeten wachten. Ze doden de tijd ondertussen met leven en ze wachten. Ruzieën wat, herinneren zich wat, ontmoeten mensen, krijgen soms een boodschap van Godot. Dat die nog niet kan komen. Morgen misschien.

Er zijn boeken volgeschreven over Godot. Of dat God is, of de verlosser, of de dood. Beckett zelf was laconiek: “Als ik dat had geweten, had ik het wel in het stuk gezet”, zei hij.
Maar het gaat hem helemaal niet om Godot, maar om de mens die wacht, die leeft, die zijn tijd verdoet, het enige dat hij heeft.
Maar ja, wat moet hij anders?

Voor degenen die niet zeker weten of mijn interpretatie van Breath wel klopt, even een Frans rijmpje dat Beckett zelf aan een kennis stuurde over Breath. Het deed hem denken aan:
On entre, on crie
Et c’est la vie.
On crie, on sort,
Et c’est la mort.

(je komt, je huilt, en dat is het leven, je huilt, je gaat en dat is de dood)

Geen opmerkingen: