vrijdag 11 januari 2008

Salomé in Syrië en Jordanië

Op zoek naar Salomé in Syrië en Jordanië
   
Door Arnold Verplancke
Even uw culturele kennis testen. Waar kent u Salomé van?
Van het beroemde schilderij van Gustav Klimt? Rekenen we goed.
Van de al even beroemde opera van Richard Strauss? Zeker goed.
Uit de bijbel? Fout. De naam Salomé komt in de bijbel niet voor.

Maar is Salomé dan niet die wellustige stiefdochter van koning Herodes Antipas, die voor haar stiefvader danst en als beloning het hoofd van Johannes de Doper eist; letterlijk, op schaal?
Ja wel. Maar haar náám komt in de bijbel niet voor.
Daar is slechts sprake van de dochter van Herodias, de nieuwe vrouw van Herodes.
Toch kennen we Salomé bij naam dankzij het werk van de joodse geschiedschrijver Flavius Josephus (37-100), die keurig de ingewikkelde relaties van de Herodes-familie heeft vastgelegd voor het nageslacht.

Waarvan wordt die mooie Salomé nou precies beschuldigd?
Haar stiefvader viert in de jaren dertig, aan het begin van onze jaartelling, zijn verjaardag met een groot feest in het slot Machaerus bovenop een berg in het gebied Perea. De plaats heet tegenwoordig Muqawir en ligt in Jordanië, met uitzicht op de Dode Zee.
De bijbelschrijvers vertellen dat dochterlief danst temidden van de vele gasten. Kennelijk beweegt het meisje zo verrukkelijk en verleidelijk dat Herodes Antipas plechtig belooft dat ze alles mag wensen wat ze wil.
Dan komt de gemene moeder Herodias in het spel. Ze stookt haar dochter op om het hoofd te vragen van Johannes de doper, de boze prediker, die geketend gevangen zit in een put ergens in de burcht.
Waarom doet ze dat?
Omdat Johannes voortdurend luidkeels het huwelijk veroordeelt tussen Herodes Antipas en haar. Herodes was al getrouwd, maar hij zag meer in zijn schoonzus Herodias. Voor haar schoof hij zijn eerste vrouw opzij, de dochter van de Arabische koning Arétas, dit tot voortdurend protest van Johannes.
Schilderij van Caravggio: Salomé met de schaal waarop het hoofd van Johannes ligt

Herodes schrikt van de Salomé’s wens, zo wil de evangelist Marcus ons doen geloven omdat Herodes in Johannes een rechtaardig en heilig man zou zien. Laten we dat maar even terzijde schuiven. In ieder geval komt hij zijn dure eed na, laat Johannes onthoofden en zijn hoofd op een schaal binnenbrengen voor Salomé. Het meisje geeft het volgens de bijbel aan haar moeder, zij is immers de aanstichter van dit kwaad.

Op zoek gaan naar Salomé is tegelijk treden in de voetstappen van Johannes de Doper, dus reizen door Jordanië en Syrië. In het eerste land ligt niet alleen Muqawir, waar zijn hoofd er af ging, maar ook de plek aan de Jordaan waar hij aanvankelijk mensen doopte, onder wie een Jezus van Nazareth. In het tweede land wordt zijn hoofd bewaard en in ere gehouden.


Het praalgraf in Damascus

Om met dat laatste, het meest verrassende te beginnen. In de prachtige grote Omajjadenmoskee van Damascus, die kort na het jaar 700 is gebouwd, schittert een meer dan manshoog groengouden praalgraf, waarin volgens de overlevering het hoofd van Johannes rust.
De moskee zelf vormt een onontkoombaar hoogtepunt en zelfs rustpunt voor elke toerist aan de Syrische hoofdstad, maar daarbinnen trekken twee praalgraven alle aandacht. In aparte ruimten worden twee heilige hoofden bewaard en vereerd. Dat van Johannes de doper en dat van Hoessein, de vermoorde zoon van Ali, de stamvader van de sji´ieten, een stroming in de islam.

Terug naar Johannes. Wat doet een hoofd van een ´christelijke´ heilige in een moskee? Dat is niet zo vreemd als het lijkt. Ten eerste geldt Johannes ook als profeet binnen de islam, waar hij de meer oorspronkelijke naam Jahja draagt. Ten tweede stond op de plek waar nu de grote moskee ontelbare gelovigen en vele toeristen trekt, oorspronkelijk een christelijke basiliek gewijd aan Johannes de doper, met als relikwie in een crypte het afgehakte hoofd. Het was in de begintijd van het christendom heel gebruikelijk in een kerk een relikwie te bewaren van de heilige naamgever.

Toen de moslims in de zevende eeuw Damascus veroverden en vervolgens hun moskee gingen bouwen op de plek van de kerk, zouden ze hebben beloofd het hoofd in ere te houden. Yahja was immers ook voor hen een hoogverheven persoon. Vandaar dat ook nu nog dagelijks gelovige moslims langs het glimmende praalgraf schuifelen, het aanraken, kussen, en geld tussen de tralies duwen in de hoop dat hun gebeden en wensen worden verhoord.

Op naar de ‘Baptism site’ aan de Jordaan, de plaats waar het allemaal begon, waar Johannes gehuld in ruwe kameelharen jas mensen bekeerde en doopte. De plek ligt nu in het streng beveiligde grensgebied van Jordanië en de Palestijnse Westbank, tegenover Jericho. Alleen via een bewaakt busje is de historische plek te bereiken waar Johannes Jezus heeft gedoopt. De Jordaan heeft in de eeuwen daarna een iets andere loop genomen, maar er bestaan voldoende historische en archeologische bewijzen voor de authenticiteit van de nu drooggevallen doopplek. Sommige toeristen gaan een eindje verderop eerbiedig het vieze Jordaanwater in. Anderen bewonderen in het nabijgelegen kerkje de ikonen van de altijd wat verwilderd afgebeelde doper.


En dan iets zuidelijker ligt de afgeplatte 700 meter hoge tafelberg waarop het allemaal gebeurde. Waar Salomé het hoofd van Johannes de Doper vroeg en kreeg op een schaal. Bovenop de goed verdedigbare berg prijken nog de restanten van het fort Machaerus. Romeinse fundamenten van de gebouwen zijn er te vinden, enkele zuilen, muren, een poort, en enkele putten en holen die mogelijk dienst hebben gedaan als gevangenis van de prediker.
Een vreemde sensatie om die berg langs een stijl maar begaanbaar pad te beklimmen en dan rond te lopen op de plaats van de moord. Genietend van het uitzicht enerzijds, maar tegelijk bestormd door alle tegenstrijdige gegevens.

Wie was de echte dader en boosdoener? Herodias zoals de bijbel wil? Of toch Salomé, zoals operacomponist Richard Strauss een eeuw geleden in navolging van Oscar Wilde suggereerde. Hij liet zien hoe Salomé zich aangetrokken voelde tot de gekerkerde doper. Hem wilde kussen en verleiden. Hoe ze zich afgewezen voelde en toen uit wraak zijn hoofd vroeg na haar dans. In de opera kust ze het afgehakte hoofd aan het slot, tot afgrijzen van koning Herodes. De stiefvader geeft dan zelfs opdracht Salomé te doden. Maar dat is echt een verzinsel. Volgens de geschiedenis is Salomé later gehuwd, zelfs twee keer, met mannen uit de grote koninklijke Herodes-familie en heeft ze bij de tweede drie zonen gekregen.

Nee, als je naar de geschiedenis kijkt, hoefde niemand stiefvader Herodes Antipas op te stoken om Johannes om zeep te brengen, noch Herodias, noch Salomé. Hij voelde zich enorm bedreigd. Enerzijds bereidde zijn voormalige schoonvader koning Arétas van Arabia Petrae zich voor op oorlog met hem, omdat Herodes zijn dochter had verstoten. Ten tweede vreesde hij dat de populaire prediker Johannes een joodse volksopstand voorbereidde. Dus om te voorkomen dat hij straks op twee fronten moest vechten, vermoordde hij de prediker alvast maar.
Dat de schuld echt bij Herodes ligt, blijkt ook uit de reactie van zijn joodse tijdgenoten. Toen het leger van Arétas dat van Herodes grandioos had verslagen, zagen de joden daar een straf van God in, voor de moord op Johannes.
Een van de holen op de berg waar Herodes' paleis heeft gestaan: gevangenis van Johannes?
Waarom krijgen vrouwen dan toch steeds de schuld? Ach, dat is toch al sinds Adam en Eva het geval. En in de joodse verhalencultuur zijn altijd elementen uit vroegere verhalen te vinden, zeker ook in het Nieuwe Testament. In het verhaal over Salomé, zoals wij dat kennen, zijn elementen te vinden van bijvoorbeeld de oudtestamentische joodse krijgsheer Jefta die aan God een belofte doet om het eerste te offeren wat hem uit zijn huis tegemoet komt bij een veilige terugkeer als hij de oorlog wint. Hij denkt aan een offerdier, maar het is zijn dochter en enige kind, als straf voor zijn overmoedige eed. In Salomé zit zeker ook de figuur van Judith verweven, de joodse vrouw die om haar stad te redden van de wrede belegeraar Holofernes zich naar zijn kampement begeeft. Ze biedt zich aan hem aan, voert hem dronken en hakt vervolgens zijn hoofd af. Trots met het hoofd in haar handen keert ze naar de stad terug.

Als de schilder Gustav Klimt begin twintigste eeuw de opera Salomé van Richard Strauss ziet, gaat hij opnieuw Judith schilderen, als erotische halfblote vrouw met een afgehakt hoofd bungelend in haar hand. De doeken worden vaak met Salomé aangeduid, maar dragen oorspronkelijk de titel Judith.

De schoonvader van Herodes Antipas, Arétas heerste zoals gezegd over Arabia Petraea (rotsachtig Arabië) ten tijde van de Nabateeërs. Dat volk bouwde in de rotsen de prachtige stad Petrea, nu nog een hoogtepunt van elke toeristische Jordanië-reis. Petrea is onlangs zelfs gekozen op de nieuwe lijst van wereldwonderen.

In het moderne stadje Petrea even verderop staat een prachtige luxe hamam (marmeren Arabisch badhuis) dat de naam Salomé draagt. Niet lang meer misschien, sinds de eigenaar door ons het bijbelse verhaal over Johannes (Yahja) hoorde en geschrokken constateerde dat Salomé dus een joodse vrouw was. Dan kon hij de naam van zijn hamam misschien beter veranderen….