maandag 14 september 2015

Solidariteit van importbruid

Column voor pensioenfonds PGB

We zijn trots op haar, onze vriendin. Ze is uitgeroepen tot Meester Burger 2015 van Nederland. En dan te bedenken dat ze op 15-jarige leeftijd als importbruid uit Turkije hierheen is gekomen. De jury roemt haar belangeloze inzet voor anderen.



Elk jaar onderscheidt het Huis voor Democratie en Rechtstaat (Prodemos) een Nederlander voor zijn of haar burgerinitiatief om anderen te helpen. Uit alle genomineerden heeft de jury dit jaar onze van oorsprong Turkse vriendin gekozen.

Wat heeft dat nou met pensioenen te maken, zult u vragen. Niets. Maar toch moest ik er aan denken. De wortels van pensioenfonds PGB liggen ook in de onderlinge solidariteit. Dan moeten we terug naar 1929, toen het eerste bedrijfstakpensioenfonds ontstond: het Pensioenfonds voor de Grafische Vakken.

Geen winstoogmerk
Sindsdien is er veel veranderd: PGB is opgebloeid tot een multisectoraal pensioenfonds met aangesloten bedrijven uit bijvoorbeeld de chemie en de waterbouw. Maar de oorspronkelijke kenmerken staan nog fier overeind. Dat bleek wel begin deze maand tijdens een bijeenkomst met ruim honderd vertegenwoordigers van onze achterban: van werkgevers- en werknemersorganisaties en van de vereniging van gepensioneerden. Op de vraag naar de belangrijkste kenmerken van PGB noemde 31% de solidariteit en 38% het feit dat PGB geen winstoogmerk heeft. Onder de werknemersvertegenwoordigers liepen de beide scores op naar 44% elk.

Aan die criteria moest ik denken toen ik over de uitverkiezing van onze vriendin hoorde: belangeloze inzet en solidariteit. Ze komt als tiener naar Nederland, krijgt onmiddellijk een baby, spreekt alleen Turks en moet werken bij haar schoonmoeder thuis en in naaiateliers. Tot ze zelf initiatief neemt en Nederlands gaat leren. Vervolgens naar de deeltijdopleiding voor journalistiek gaat. Daarbij gesteund door haar man. Uiteindelijk een paar jaar als journalist werkt en twee romans schrijft. Een autobiografische: De Importbruid.

Drugs
Waar is ze nu voor onderscheiden? Ze maakt zich grote zorgen dat in de Tilburgse drugsteelt en drugshandel mensen met Turkse wortels óververtegenwoordigd zijn. Ze wijst in artikelen en bijeenkomsten op de gevaren. Kinderen in een brandgevaarlijk huis vol wiet op zolder. Jongeren die verblind door het geld en bling bling maar één doel in hun leven zien: geld verdienen via de wiet. ‘Geen wiet, geen sterretje’, luidt een gezegde: als je niet in de wiet zit, kun je geen Mercedes kopen.

Zweet op je voorhoofd
Tegen die mentaliteit strijdt zij met haar initiatief ‘alin teri’, dat betekent zoiets als: met eerlijk zweet op je voorhoofd je geld verdienen. Niet met wiet. Haar initiatief krijgt steun van allerlei kanten, van wetenschappers tot veel gewone Turken, van de burgemeester tot publicisten. Maar ze mikt natuurlijk op haar eigen achterban, uit solidariteit ook met de nieuwe generaties die opgroeien tussen valse verleidingen.

Haar actie ‘alin teri’ doet ze zonder enig winstoogmerk. Die kost haar alleen maar tijd en geld. Haar dagelijks brood verdient ze door mee te werken in het garagebedrijf van haar man, met vuile handen en soms zweet op haar voorhoofd. Het journalistieke werk is naar de achtergrond, afgezien van een mooie persoonlijke column in de regionale krent.

Solidariteit en belangeloze inzet voor elkaar heeft aan de basis gelegen van PGB, maar is in de 21ste eeuw nog steeds even hard nodig.

Arnold Verplancke
bestuurslid PGB






zaterdag 1 augustus 2015

Mkanda revisited



Armoede maar vooruitgang

Ik had het dorp echt niet herkend. Als je me zo, zonder toelichting in Mkanda had gezet, met alleen maar de mededeling: je bent hier eerder geweest. Zoveel was er ten goede veranderd in dit stoffige dorp. Verstopt in het platteland van Malawi, Afrika’s armste land volgens sommige internationale ranglijstjes. Alleen te bereiken via een bijna onbegaanbare weg vol kuilen en twee gammele houten bruggen; niet veel meer dan een paar planken vol spijkers.


Tien jaar geleden was ik er ook, toen namens een kleine hulporganisatie. Om te helpen de hongersnood af te wenden die uitbrak. De droogte had de oogst laten mislukken en de voorraadschuurtjes waren leeg. Niet dat wij het konden opnemen tegen het onbarmhartige klimaat. Maar dat betekent nog niet dat je helemaal machteloos bent. Met twee andere auteurs heb ik dat beschreven in ons boekje ‘Je kunt ook (n)iets doen’ (2006, ISBN 9080757462).

We hebben de dorpsbewoners toen een voorraad maïs (het volksvoedsel in Malawi) en kunstmest voor de nieuwe oogst kunnen bezorgen. Elders in een grote sloppenwijk van Blantyre hebben we elke ochtend aan duizenden schoolkinderen een bord pap kunnen geven, zodat ze niet met een lege maag de schooldag door moesten. 


Kleuterschooltje
Deze zomer keerde ik terug naar Mkanda tijdens onze nieuwe reis door Malawi.  Wat was er veel gebeurd! Dat de Tilburgse Stichting Het Goede Doel er jaren geleden een kleuterschooltje had gebouwd, wist ik. Onderschat overigens niet de betekenis daarvan. In een dorp dat – zoals veel andere - hevig geteisterd is door aids, waar veel kinderen één of soms zelfs beide ouders missen, is dagopvang met een goede kleuterjuf heel belangrijk voor de kleinsten. De kinderen leren terwijl ze spelen. De familie is even ontlast en kan beter zorgen dat er dagelijks iets te eten komt.




Primary school
Maar er was meer veranderd. Naast de kleuterschool bleek de stichting inmiddels een aantal klasgebouwen neergezet te hebben voor een ‘primary school’. Een andere hulporganisatie had  het initiatief overgenomen en er later nog een paar gebouwd. Nu had de Tilburgse stichting op haar beurt de laatste twee lokalen gefinancierd, waaraan hard werd gewerkt. Zeer binnenkort staat er dus in Mkanda een complete achtklassige primary school (voor 6-14 jaar en ouder) en dat is van groot belang. Als eenmaal een complete school is voltooid, neemt de Malawiaanse overheid namelijk de financiering van de school over, inclusief de salarissen van de onderwijskrachten.



Waterpomp
Niet alleen vanwege dit hele scholencomplex had ik het dorp nooit meer herkend. Er was meer gebeurd. 
Het dorp had nu een eigen (functionerende) waterpomp en zelfs een eigen gezamenlijke maïsmolen voor de zelf verbouwde maïs. Dat betekent dat de bewoners – vaak vrouwen en kinderen – niet meer uren hoeven te sjouwen naar ver weg gelegen dorpen en putten.



Een van de dorpelingen die inmiddels zelf in de stad woonde, had in haar geboortedorp een groot huis gebouwd. Niet alleen voor haar familie, maar ook om vrijwilligers en stagiaires onderdak te bieden die kwamen helpen in het dorp en in de scholen. Mkata beschikt zo ook over een logement.

Tegenover alle sombere verhalen uit Afrika mogen ook alle positieve ontwikkelingen op lokaal niveau niet ontbreken. Het leven is er nog steeds hard en sober in Mkanda. De mensen sappelen om hun kinderen en zichzelf van eten te voorzien. Ze verbouwen maïs en tabak (een van de belangrijkste exportproducten van Malawi). Maar het gemiddeld inkomen ligt rond de één á twee dollar per dag. En voor velen dus vaak lager.

Het klimaat blijft ook onverbiddelijk. Soms haalt het land de internationale pers door grote overstromingen, zoals eerder dit jaar. En als daarna de droogte toeslaat, dreigt voor het eerst in tien jaar weer een hongersnood. Ook dan is hulp onontbeerlijk.



donderdag 11 juni 2015

Geen wiet? Geen sterretje!

Geen wiet? Geen sterretje!


 “Geen wiet, geen sterretje.” Ze zegt het midden in het gesprek, alsof iedereen die uitdrukking kent. In de Tilburgs-Turkse gemeenschap kennelijk wel. Het betekent: als je niet in de wiethandel zit, dan kan je ook geen Mercedes rijden.

De  vrouw die met ons praat - laten we haar voor de verandering Fatma noemen – heeft wèl gekweekt, ongeveer anderhalf jaar lang.  Ze heeft het achter zich gelaten, al jaren geleden; ze is nu ‘clean’. “Gelukkig wel. Ik loop nu geen risico meer, ben niet constant bang dat er een paar jongens met een pistool binnenvallen. We hebben nu een vast inkomen, weten wanneer we geld krijgen. Zekerheid, veiligheid en geen onrust meer.”

Waarom ze er indertijd mee is begonnen? “Om het geld.” Aanvankelijk hadden zij en haar man een eigen bedrijf. Ze werkten hard en verdienden ook goed. Ze reden in een mooie auto, van zelf verdiend geld. In de omgeving ging onmiddellijk het praatje: die kweken natuurlijk op hun zolder. “En we hadden niet eens een zolder…”

250 plantjes

Wel hadden ze een koophuis. En toen het met hun bedrijf niet meer lukte, man en vrouw bovendien uit elkaar gingen, ontstond wel behoefte aan geld. Tja, dan roept iemand: waarom gooi je het huis niet vol plantjes?  “We hadden boven een grote slaapkamer. Daar heb ik 250 plantjes in gezet. Die leverden € 45.000 op per oogst. Zelf woonden we er toen niet meer, dat vond ik te gevaarlijk voor de kinderen. Ik heb wel zelf nog mee geknipt, vies werk!”

Nogmaals: waarom deed ze het? Het is toch gevaarlijk. Je kunt strenge straffen krijgen. Het hele milieu is crimineel. “Iedereen doet het.  Waarom zou ik het niet proberen?” In totaal heeft ze vier keer geoogst. Ze is nooit gepakt door de politie. Haar partner later wel, maar die kreeg slechts een werkstraf en een boete. Het huis was toen inmiddels verhuurd aan mensen die voor zichzelf aan het kweken waren.

Kofferbak vol

Beginnen met de wietteelt was niet moeilijk. ‘Een vriend van een vriend’ deed de elektriciteit. En het spul afzetten? “Ik heb zelf met een kofferbak vol gereden naar een autobedrijf. Achter werd de wiet uitgeladen en voor kreeg ik mijn geld.”
Ach dat geld! “Je houdt niks over. Het geld vliegt weg, ook omdat het zwart is. Je koopt alles gemakkelijk. Auto’s, kleding.”

Als nu iemand aan haar vraagt hoe hij moet beginnen met het kweken, zou  ze het afraden. “Niet doen, wiet is verdriet.” Maar als hij aanhoudt, zou ze hem toch naar een growshop wijzen die goed op de hoogte is en hem verder kan helpen. “Anders doet iemand anders het wel.”

Haram

Het is een gevaarlijke wereld. Er wordt geschoten, cocaïne gebruikt. Compagnons die elkaar bedriegen. De een steelt van de ander en tipt vervolgens de politie.
Is ze daarom gestopt? “Nee, omdat het haram is.” Het is verboden volgens het geloof, zondig, bedoelt ze. Dat was het altijd wel, maar ze werd bang, dat ze door Allah gestraft zou worden. Niet alleen later, maar ook nu. Dat een van haar kinderen dood zou gaan, of ongelukkig zou worden, als straf. “Als je wilt stoppen, moet het van binnenuit komen, vanuit je geloof.” 

Volgens haar moet de overheid de koffieshops sluiten. Anders lukt het niet. Zolang mensen vijf gram mogen bezitten voor eigen gebruik, blijft het idee dat je ook moet mogen kweken.
Ook de moskee zou kunnen helpen. “Als de imam zou uitleggen dat wiet haram is en vertelt hoe erg je later in de hel zult branden, of via de kinderen kan worden gestraft.”

Wat vindt ze van Alin Teri? “Jullie zijn echt goed bezig. Wiet is verdriet. Je moet je geld eerlijk verdienen. Dat vertel ik ook mijn kinderen. We praten er thuis eerlijk over. Ze weten wat ik vroeger heb gedaan. Ga gewoon werken, zeg ik. Verdien eerlijk je geld. Dan is het ook echt jouw geld.”



Interview: Hulya Cigdem en Arnold Verplancke voor Alin Teri.





woensdag 13 mei 2015

Wiet is verdriet



Tilburg is het ergste

“Tilburg is crimineler dan Den Haag. Daar sprak niemand over wiet. Hier in Tilburg  was het normaal. In de koffiehuizen praatten ze openlijk. ‘Hoeveel heb je er af gehaald, hoeveel kilo? Hoeveel droog en hoeveel nat?’ Als je één keer naar het koffiehuis ging, wist je alles.”

Hij klinkt nog verbaasd als hij er op terug kijkt. Laten we hem Bülent noemen, een Turkse man van midden dertig, die fors in  de wietteelt en –handel heeft gezeten. Niet zijn echte naam, omdat hij bij zijn vroegere vrienden niet de indruk wil wekken dat hij al te veel uit de school klapt.

Geboren in Turkije en later als zestienjarige herenigd in Den Haag met zijn ouders. Zijn vader kwam hierheen als gastarbeider, zijn moeder volgde en nog later arriveerden de kinderen. Via zijn vrouw raakt hij vervolgens in Tilburg. “Een rustige stad. Geen bakkerij open op zondag in die tijd.”  

Bülent is een handige jongen, in allerlei opzichten. Hij kan tegels leggen, in de bouw werken, elektriciteit aanleggen, maar ook organiseren, mensen aan het werk zetten en als koppelbaas fungeren. Hij heeft een goed inkomen als hij in Tilburg komt. Maar in een koffiehuis gaat het zó vanzelf…. 

“Ze komen naar je toe. Vragen wat voor werk je doet. Maken kennis. Vragen of je een ‘plaatsje’ voor ze wil zetten, voor de wiet.  Of dat je misschien relaties hebt in België of Duitsland. Ze laten een stapel geld zien of een mooie auto. Zo trekken ze je er in.”

Hij geeft niemand anders de schuld. “Het was stom van mij zelf om er mee te beginnen. Het was meer de spanning, de adrenaline. Ik had geld op de bank  van mijn normale werk. Had het niet nodig. Ik zag het als een bijbaantje.”

In de Tilburgse schoonfamilie zat ook een aantal mannen in de wiet. Zijn vrouw vond het toen normaal. “Ik kende wiet eigenlijk niet eens. Ik dacht dat ze ‘wit’ zeiden en cocaïne bedoelden. In Turkije maken ze touw van hennep.”

Elektriciteit
Zo kwam Bülent er in terecht. Eerst mee helpen verbouwen. Dan zakken aarde naar zolder sjouwen. Zien dat je de elektriciteit wel wat handiger kunt aanleggen. In gewone woonhuizen van gezinnen.  Hij hoorde er hoe snel alles groeide en hoe er geoogst werd. “In het koffiehuis zeggen ze dat je weinig risico loopt. Dat je zeker de eerste keer geen straf krijgt. Zo praten ze, om je over te halen.”



Kortom, hij belandde zelf midden in de kweek en handel. Verhuurde een bedrijfspand dat hij oorspronkelijk voor zakelijke doeleinden zelf had gehuurd. Liet ook in huizen buiten Tilburg kweken en oogsten. Bouwde een netwerk,  bemiddelde tussen vraag en aanbod. En verdiende goed, heel goed.

Uit die tijd weet Bülent: geld is niets waard. “Wat is 100.000 euro? Zo op, als je ze zo gemakkelijk verdient. Je koop een auto van 65.000 euro. Je doet stoer. Om een discotheek in Den Haag nog een uur na sluitingstijd door te laten draaien, legde ik 14.000 cash op tafel. Ik heb mannen met steentjes zien gooien met een miljoen op tafel. Een fooi zien geven van 14.000 aan een meisje.”

Gevangenis
Hij is gepakt en gestraft. Niet voor de wiethandel. Maar omdat hij zijn bedrijfspand had verhuurd aan iemand die er – zonder dat hij het officieel wist – 1600 plantjes had staan. Hij dacht buiten schot te blijven. Maar helaas. Zes maanden gevangenisstraf, wel in een open gevangenis.

Pas toen kwam zijn eigen moeder er achter wat haar zoon daar in Tilburg uitspookte. Ze wilde hem niet meer en nooit meer zien. Zijn kinderen kwamen wel op bezoek in de gevangenis, maar kregen te horen dat papa daar in het ziekenhuis zat. Hij schaamde zich. De bewakers werkten mee en bleven daarom uit zicht.

Nee, hij is niet gestopt vanwege die gevangenisstraf. Dat was een makkie in die open inrichting. “Ik ben voor mezelf gestopt. Voor mijn broer. Voor mijn kinderen. Ik wil niet dat ze zeggen: mijn vader is kweker.” Hij heeft drie meiden. De oudste zit al op vwo. Daar is hij trots op. Ze bespelen alle drie een instrument. Leren  meerdere talen. “Ik wil geen geld achterlaten voor hen. Geld is zo op. Ik investeer in de kinderen: dat ze kunnen leren en zelfstandig leven.”

Jongeren worden verpest. “Ze zitten er bij in de koffiehuizen en denken: dat ga ik ook doen. De jongens om stoer te lijken. De meiden om mooie kleren en de laatste mode. Wiet kweken vinden ze normaal op 17 en 18 jaar. Van de handel in wiet stappen ze over op hard drugs. Makkelijker en minder volume. Ik ben misselijk geworden van het werk. Huwelijken gaan er aan kapot.”

Hij heeft nu een eerzaam bedrijfje samen met een vriend en een paar medewerkers.  Verdient veel minder dan toen hij in de wiet zat, maar voelt zich veel veiliger. Hij kent veel van de mensen die de laatste jaren geliquideerd zijn, maar heeft contacten in dat circuit afgebroken. Vrienden heeft hij meermalen gewaarschuwd. Vaak tevergeefs. Veel zijn er in de gevangenis beland. “Ik hoop dat iedereen die logisch nadenkt, stopt met de wiet. Wiet is verdriet. Zó heb je duizenden euro’s en zó ben je platzak en word je bedreigd.”

Natuurlijk is het beste als mensen op morele gronden stoppen of weigeren. “Maar Nederland moet ook zelf aanpakken. Bij de achterdeur van de koffieshops moet aangeleverd worden! De straffen moeten ook strenger. Anders blijven mensen zoeken hoe ze zo snel rijk kunnen worden.”

Interview: Hulya Cigdem en Arnold Verplanckein het kader van Alinteri013


zondag 12 april 2015

Hansweert: Klein Antwerpen


Knooppunt in West-Europa


Het Zeeuwse dorp Hansweert kon een eeuw geleden pronken met titels als ‘Klein Antwerpen’en ‘Knooppunt in West-Europa’.  Het kanaal dat midden negentiende eeuw dwars door Zuid-Beveland werd gegraven, zorgde voor veel extra  scheepvaart. De schepen voeren Hansweert niet alleen meer voorbij over de Schelde naar de Antwerpse haven; het nieuwe kanaal leidde de binnenvaart van Antwerpen via Hansweert naar Rotterdam en verder naar Duitsland. Het werd zo druk, dat rond de Eerste Wereldoorlog een derde sluis nodig was. Die ging in 1917 open.


Hansweert groeide uit tot een echt knooppunt voor de binnenvaart in West-Europa. De middenstand groeide, café’s schoten uit de grond (vandaar ‘Klein Antwerpen’), winkeliers lieten ‘leurders’ met hun waren langs de sluizen lopen of fietsen. Parlevinkers belaagden de schippers vanuit hun kleine roeibootjes.


Als jongen kwam ik in de jaren vijftig en zestig vaak in Hansweert. Mijn moeder was er geboren en veel van haar familie (ooms en tantes) woonde er nog. Mijn grootouders gingen er regelmatig heen met hun Renaultje en als oudste kleinzoon mocht ik graag mee. Zowel voor als vlak na de Watersnoodramp in 1953.


Het bedrijvige dorp heb ik nog meegemaakt. Graag liep ik over de bruggetjes van de drie sluizen of wandelde ik naar ‘de punt’ die een eind de Schelde in stak, om bij het vuurtorentje naar de enorme watermassa te staren en de schepen te zien.



In de goede jaren werkten meer dan 200 mensen op de sluizen, niet alleen sluispersoneel en onderhoudsmensen, maar ook douaniers en marechaussee. Begin jaren zeventig passeerden 100.000 schepen het kanaal door Zuid-Beveland en dus de sluizen van Hansweert.

De klad komt er in als het Schelde-Rijnkanaal in 1975 open gaat. Veel schepen nemen dan de kortere route tussen Antwerpen en Rotterdam.
De doodsteek volgt een jaar of tien later, als het nieuwe grote sluizencomplex open gaat en de drie oude sluizen buiten gebruik raken.

Ik heb nog geschreven in het toenmalige nieuwsmagazine Nieuwsnet over de aanleg van de sluizen, waarvoor het oostelijke deel van Hansweert onder water werd gezet. 



De reportage over het ten dode opgeschreven Hansweert-Oost met zijn mooie bejaardentehuis Maria-oord vergeet ik nooit. Rustend in de mooie tuin, vlak achter de hoge dijk, waar menig oud familielid van mij zijn laatste dagen had gesleten, besefte ik: dit staat straks allemaal onder water. Die immens hoge dijk achter de tuin verdwijnt en de Schelde stroomt hier binnen.


Hansweert is nu zelf een bejaard en slapend dorp. De kleine sluis, vlakbij het dorp is nog goed te herkennen. 

De sluisdeuren zijn intact, maar het water is weg uit de sluis. 


Een paar jaar geleden is de bak van de sluis nog gebruikt in het Zeeland Festival om er zomers theatervoorstellingen te geven.



Van de middelste en van de vroegere grote sluis zijn alleen nog de contouren zichtbaar.

Ver weg van deze vergane glorie ligt het nieuwe immense sluizencomplex, waar sinds de opening in 1987 geen parlevinkers meer mogen komen. Het schutten duurt in de nieuwe sluiskolk nog maar vijf minuten en geen uren. Dus weinig meer te verdienen en veel te gevaarlijk om daar met waren te leuren. En verboden dus. Sindsdien is de middenstand gedecimeerd, zijn café’s gesloten en veel arbeiders en ambtenaren weggetrokken uit Hansweert.


Wat niet verdwenen blijkt: de katholieke kerk met daarnaast het oude kerkhof, vol familiegraven. 


Mijn overgrootouders liggen er, Jacobus Kuif (1855-1931) en Christina Theodora Post (1856-1935): de ouders van mijn grootvader Arnoldus Kuif. En veel broers en zussen van mijn oma Cornelia Kuif-Van Ertvelde: de tantes Fien (Seraphina) en  Piel (Pelagia), de ooms Leo (Leonardus) en Fons (Alphonsus).

Rondlopen achter die kerk levert nostalgische herinneringen op aan een mooie tijd en lieve oude familieleden in een bedrijvig dorp. 


Tussen oude foto’s tref ik mijn grootvader aan, Arnoldus Kuif, naar wie ik ben genoemd. Hij reed een eeuw geleden als machinist op een kieptreintje bij het kanaal, waarschijnlijk kort na de Eerste Wereldoorlog. Aan zijn vest hangt een oud zakhorloge dat ik nog steeds bewaar.



Niets herinnert nog aan die noeste arbeid, als je die hoge dijk langs het kanaal nu ziet.

In het Hansweert van nu moet je oog hebben voor de details om het verleden te zien herleven.

Een groot scheepsanker ligt op een dijk.


Bij eb steekt de kiel van een vergaan schip nog net de kop op.


Rond de oude sluizen zijn nuttige informatiezuilen geplaatst die herinneren aan het grootse verleden  van Hansweert




Al lezend en lopend komt het oude Hansweert weer even terug in zijn vroegere bedrijvigheid.


Dwalend over het oude kerkhof openen de grafstenen een rijke familiegeschiedenis.





















Mijn overgrootouders liggen er: Christina Theodora Post (1856-1935) en Jacobus Kuif (1855-1931).





















Tante Fien (Seraphina van Ertvelde 1899-1974), de zus van mijn oma, ligt er begraven. Samen met haar man, oom Adriaan Dommanschet (1897-1966), die op de (later gesloten) scheepswerf werkte. De geboortedatum van tante Fien staat trouwens verkeerd op haar grafsteen. Het is niet 1884 maar 1899, ze was de net iets oudere zus van mijn oma.


Oom Leo (1896-1984), die op de Werfdijk woonde en met een baggerschip nog wel eens in Leiden is geweest, vlakbij de Haven.






Niet te vergeten oom Lodde en tante Piel, namen die bij ons in Leiden altijd de lachlust opwekten. Voluit heetten ze Ludovicus en Pelagia.


Een soort staatsiefoto van een deel van die generatie Van Ertvelde in Hansweert. Van links naar rechts tante Fien (Seraphina), oom ‘Arjaan’(Adrianus), tante Piel (Pelagia), Cornelia (mijn oma), oom Jan, Arnoldus Kuif (mijn opa), tante Wanne, Bertha, dan een vrouw die ik niet herken, Finus (zoon van Jan en Wanne) en de laatste vrouw rechts ken ik ook niet.

Op de foto ontbreekt een groot deel van het gezin Van Ertvelde, dat volgens de overlevering wel 19 kinderen telde. De al eerder genoemde oom Leo staat er niet op.


Ook mis ik oom Fons, de oude vriendelijke baas met slechts een enkele tand voor in zijn mond. Alphonsus leefde van 1878-1969 en reed op hoge leeftijd nog op zijn bromfiets dijk op en dijk af.

Ook de toen in Antwerpen wonende tante Mie mis ik. Die had daar een café, zeiden ze hoofdschuddend.

Lopen door Hansweert en over het kerkhofje betekent bladeren in mijn geheugen.

ARNOLD VERPLANCKE 


dinsdag 13 januari 2015

De gewone moslim als tegengif



Praten in plaats van schieten

Zouden ze nog leven? Dat vragen we ons vaak af als we weer beelden zien van de burgeroorlog in Syrië, van de verwoestingen in steden als Homs, Hama en Aleppo. Hoe zou het zijn in de dorpen, met de vriendelijke en vredelievende mensen die we hebben ontmoet?

Als je steeds maar aanslagplegers op televisie ziet die Allahu Akbar roepen, dan lijken alle moslims uit op geweld. Maar reizend door het Syrië van voor de oorlog, door Jordanië, door Iran ontmoet je slechts vreedzame en open mensen. Net als iedereen in het Westen zoeken ze voor zichzelf en hun kinderen  een beetje voorspoed in het leven, zijn ze blij met een eerste computer, blijken ze nieuwsgierig naar bezoekers uit het Westen en zien ze in toeristen een teken van vooruitgang en toenadering.

Als beelden maar vaak genoeg worden herhaald, dan staan ze in je geheugen gegrift. Dat geldt voor de neergeschoten politieman op de stoep bij de aanslag in Parijs. Maar ook voor de vliegtuigen die in de Twin Towers vlogen. Ik kon de herhalingen niet meer aanzien! Of indertijd de stilstaande treinen. Ik was als verslaggever bij de Molukse treinkapingen. Jarenlang ging mijn hart sneller kloppen als ik een stilstaande trein in een landschap zag staan, die even wachtte voor een rood sein.

Tegengif

De Allahu Akbar-roepers met hun kalasjnikovs en de repeterende beelden van hun schietpartijen verpesten het voor al hun gewone geloofsgenoten. De islam dreigt identiek te worden met geweld en gevaar. Niet iedereen heeft de gelegenheid gehad om voldoende tegengif op te doen. Door te reizen in Syrië en in een willekeurig dorp op bezoek te gaan bij een gewoon gezin. Een vader die zijn vrouw en veertien kinderen onderhoudt dankzij zijn olijfbomen. De dorpsonderwijzer wordt er bij gehaald om een goed gesprek aan te gaan met de bezoekers uit het verre Nederland. In de Koran zoeken ze voor ons gezamenlijke grond in de Soerat Marjam, die vertelt over de maagd Maria en de geboorte van Jezus. Dochters zetten zoete thee met in het kookwater veel suiker. Mannen en vrouwen zitten op de grond op tapijten en slechten samen de taalbarrières, waarbij humor en misverstanden elkaar afwisselen.

Als je dat meemaakt, dan weet je: aan die gewone moslims ligt het niet dat een stel malloten uit hun bol gaat en mensen dood schiet.


In een ander Syrisch plattelandsdorp komen we binnen bij een iets welgestelder gezin. Dat blijkt uit hun eerste computer met internetverbinding die de man trots toont. Het is dan nog 2007. Ver weg in Damascus heerst de dictatoriale president Bashar al-Assad, maar hier verder naar het oosten komen gastvrij de zelfgemaakte hapjes en speciale thee op tafel. De man showt zijn pc en de vrouw haar trouwfoto’s en samen zijn ze trots op hun vijf kinderen, die ze zo graag in voorspoed en vrede zien opgroeien. De oudste studeert dan al in Aleppo. Als ik aan hen denk, schuiven de beelden van verwoeste steden er altijd tussen. Al dat oorlogsgeweld van een paar jaar later. Hoe hebben ze dat doorstaan? Of niet?

Respecteren

Op reis in Jordanië blijkt Joke in de vrouwenmoskee een geliefd en bijna geliefkoosd object. Ze krijgt uitnodigingen om bij de een op bezoek te komen en bij de ander en bij nog een volgende. Als we bij een vrouw en haar dochter thuis aanschuiven en bijna verlegen zien hoeveel lekkers op tafel komt, blijken ook de gesprekken weer even open als tijdens eerdere ontmoetingen. Natuurlijk zijn ze moslim en daar voelen ze zich goed bij. Maar ze staan open voor andere culturen en opvattingen. De volwassen dochter heeft getolkt voor de Amerikanen in Irak en heeft ook in de VS gestudeerd. Ze draagt geen hoofddoek, maar ze sluit niet uit dat in de toekomst misschien wel eens te gaan doen. Dat maakt ze zelf wel uit. Nee, met een Amerikaan wil ze niet trouwen. De partner die ze zelf zal kiezen, moet wel bij haar cultuur en opvattingen passen. Maar tegelijk haar vrijheid respecteren.

Schietgrage terroristen laten mensen denken dat hun landen van herkomst achterlijk zijn en in onvrijheid gedompeld. Op eigen houtje reizend door het Syrië van vóór de huidige burgeroorlog en door Jordanië, krijg je gelukkig een heel ander beeld. Van arm tot rijk hoopt iedereen op vrede en veiligheid en een goede toekomst voor de kinderen.


 Veelkleurig Iran

En in Iran dan, het land dat jarenlang het grootste gevaar vormde volgens de VS? Daar is het niet wezenlijk anders, blijkt in 2013. De volledig omhulde vrouwen in de zwarte chadors die steeds op de Westerse tv-schermen figureren, blijken een minderheid in het kleurrijke straatbeeld. Jongelui lopen er maar weinig anders bij dan in een gemiddeld Westers land. Uitgezonderd natuurlijk de hoofddoek die vrouwen wettelijk verplicht zijn te dragen, maar die bij menigeen ver op het achterhoofd wordt geschoven.


In de privacy van de huiskamer gaan niet alleen de  lange rokken uit, maar vallen ook de reserves weg om over politiek en religie te praten. Binnen de brede middenklasse die het hoogontwikkelde land nu rijk is, pleit niemand voor de dictatuur van de sharia. Integendeel,  de gewone burgerlijke vrijheden, die zij kennen van de satellietzenders uit de vele buitenlanden, is wat hen aantrekt. En over religie praten ze ook vrijuit. De een verklaart zich openlijk atheïst, de ander beschouwt zich wel moslim, maar heeft toch meer op met de vreedzame profeet Isa (Jezus) dan met de soms gewelddadige Mohammed. En tegelijk kan een orthodoxe vrouw zich terugtrekken in de zijkamer om haar avondgebeden te doen op een rein vloerkleedje.


Meningsverschillen binnen één familie die met elkaar in vrede en respect leeft. Toch zijn ze het over een ding wel eens: geen revolutie in Iran please, geen oorlog, wel een vreedzame evolutie.


Soms is het hard nodig om aan die ervaringen terug te denken als tegengif tegen de tv-beelden van extremisten die door godsdienstwaanzin gegrepen lijken. Je zou het niet meer geloven, maar één van de betekenissen van het woord ‘islam’ is vrede. Salaam, sjaloom.

ARNOLD VERPLANCKE