dinsdag 7 november 2017

Handleiding Takkie Takkie



'Handleiding Takkie Takkie'

Zo heet het  dunne taalboekje dat Nederlandse militairen mee kregen naar Suriname voordat die kolonie onafhankelijk werd (in 1975). (Voor de Suriname-Cien betekent voor de Suriname-compagnieën)

Takkie Takkie was geen scheldwoord, maar achteraf gezien wel een neerbuigende benadering van het spreken in Paramaribo en wijde omgeving door de creoolse bevolking.

Het schoot me te binnen in de commotie rond het woord ‘dobbernegers’ van mevrouw Nanninga. In de nasleep van die discussie viel ook weer de omstreden uitspraak van  Gerard Reve; om ze allemaal ‘op de Tjoekie Tjoekie stoomboot enkele reis naar Takki Takki oerwoud’ te zetten.

Ik ga het niet hebben over ironie of sarcasme, een verkeerd gevoel van humor of puur racisme.  Het citaat van Reve herinnerde mij aan het boekje dat ik van een militair kreeg toen ik mij voorbereidde op de verslaggeving rond de onafhankelijkheid van Suriname.


 De schrijver dezes (rechts met Indonesisch hemd) en aan het hoofd van de tafel de jong gestorven Jan van Wieringen die namens de Haagsche Courant in Paramarbo was in 1975.

‘Hier,’ zei de afgezwaaide militair, ‘heb je misschien wel iets aan’.  Hij gaf me overigens ook naam en adres van een contact in Nickerie.

Ik heb het boekje niet gebruikt.  Met zinnen als ‘Takki safri, mi takki piekienso Sranan Tongo’ kwam ik niet ver in interviews met Surinaamse ministers en economen. Volgens het boekje luidt de vertaling: ‘Spreek langzaam, ik spreek weinig neger-engels’. En met ‘Tjari datti go go na kampoe’  al evenmin. Vertaling: ‘Breng dit naar de kazerne.’


Op het spandoek in Nieuw Nickerie staat: 1975 onze toekomst in eigen hand

Het boekje is nu, een halve eeuw later, grappig. Om meesmuilend of schouderophalend te grinniken. Niet om schande van te spreken. Een andere tijd, een andere doelgroep. Het is altijd verstandig om de context van een geschrift te kennen en niet al te gemakkelijk met normen van nu over het verleden te oordelen.



Arnold Verplancke


Het was hard werken in 1975 in Coronie, waar nog met de hand palmolie werd bereid uit kokosnoten 

zondag 5 november 2017

Een leeggeruimde kerk: daar kan geen kunst tegen op



Sacrale ruimte wint

Wat een troosteloos gevoel overvalt me als ik de leeggeruimde kerk binnen loop.
Eigenlijk om de tentoonstelling van schilderijen te bekijken die er tijdelijk hangt.
Maar de sacrale ruimte wint het volledig van de kunst.

Nu de banken weg zijn, het orgel verdwenen, de altaartafels bloot gelegd, de wierook opgelost, is het gebouw volledig onttoverd, zou je denken.  Maar dan nog blijft het door zijn vorm, door zijn hele gedaante een kerkgebouw, dat gewond ligt te wachten. Niet meer op genezing. Want er zullen geen missen meer worden opgedragen, Latijnse gebeden gepreveld of gregoriaans gezangen klinken. De toekomstige bestemming weet ik niet, heb ik verdrongen misschien. Appartementen of een sportcentrum?

IJdelheid

‘Lucht en leegte, alles is leegte,’ zegt Prediker in de nieuwe Bijbelvertaling. ‘IJdelheid der ijdelheden. Alles is ijdelheid,’ heette het vroeger. ‘Voor alles wat gebeurt, is er een uur (…) een tijd om af te breken en een tijd om op te bouwen.’


Dat zal wel zijn. Maar als ik het glas in loodraam zie van Jozef, Maria en hun jongen met er onder de tekst ‘Ik zal de huisgezinnen zegenen’. Dan denk ik: dat zie je nooit meer terug. Het mooie schilderij van Huub de Kort er onder, laat eerder een gefragmenteerde samenleving zien. (Sorry Huub, ik heb expres jouw titel niet gezocht.)


En boven, waar eens trots het orgel pronkte en een koor kon zingen, hangt nu een schilderij waar het licht door talloze venstertjes lijkt te filteren. Mooi, symbolisch, maar wat zou ik graag die zware orgelklanken weer horen galmen in deze eens gewijde ruimte.


Achter een dik gordijn verscholen ligt nog de kapel waar pastoor Harm Schilder zijn omstreden ochtendmis opdroeg, na veel vroeg klokgelui. Met die fantastische afbeelding van de devote Margarita Maria Alacoque, de patroonheilige van deze Tilburgse kerk. Tegenover haar een knielende engel en boven hen uit zwevend de Christusfiguur met zijn heilig hart.
Hoe lang nog?

Arnold Verplancke