dinsdag 20 november 2018

Indrukwekkende doembeelden in museum De Pont



Indrukwekkende doembeelden
in museum De Pont  

Een zwarte onheilspellende stad die niet te stuiten lijkt. Werkplaatsen, fabrieken, vliegvelden en spoorwegen groeien dooreen en vervuilen elkaar. Bommenwerpers cirkelen boven de stad, dreigend of afschrikwekkend. Zo ziet ‘Exotica’ er uit, het kunstwerk van Anne & Patrick Poirier in museum De Pont. De naam prijkt in felle neonlampen boven de troosteloze en grotendeels verlaten stad. 
Een fascinerend kunstwerk om lang bij stil te staan.





Het Franse kunstenaarsduo heeft in de grote open ruimte van De Pont nog een paar van dit soort indrukwekkende doembeelden staan. Een recent wandkleed, half weggezakt vlakbij Exotica heet simpel ‘Palmyra’, naar de eeuwenoude Romeinse stad in Syrië. 



Het zwarte sombere kleed oogt als een luchtfoto na de verwoestingen van de oorlog in de afgelopen jaren. Alsof de straaljagers van Exotica ook even een rondje over die ruïnes hebben gemaakt. 
Tien jaar geleden, voor de oorlog, liep ik daar zelf nog rond, verbaasd over alles wat de eeuwen had doorstaan.Tot dan toe.



‘Danger Zone´ duidt op een met lucht vol geblazen kwetsbare kunststof koepel, waarin over twee eeuwen een van de laatste mensen in leven probeert te blijven. Een verzameling van de meest uiteenlopende voorwerpen in zijn bubbel houdt de herinnering levend aan de tijd vóór alle ecologische rampen en oorlogen van de 21ste en 22ste eeuw. Ze komen ons bekend voor.

Een ander ook weinig optimistisch toekomstbeeld biedt de zwevende goudkleurige vleugel ´Daïdalopolis´. Het blijkt een ruimteschip, dat van alles uit onze bedreigde of verloren gegane cultuur herbergt. Als een toekomstige Ark van Noach. Kleine kijkgaatjes bieden de bezoeker inzicht in het binnenste van deze ultieme uitvlucht.


In museum De Pont is nog veel meer van dit kunstenaarsduo te zien; zowel grote objecten als klein intiem werk in de wolhokken.


Vanzelfsprekend zijn er ook veel meer schilderijen, objecten en lichtinstallaties te beleven van zeer uiteenlopende kunstenaars. In een van de grote hokken niet ver van de ingang verrast een nieuwe aanwinst in bruikleen: ‘Maar wie ik ben gaat niemand wat aan’ van Marlene Dumas. Een muur met vooral portretten van gewone mensen: wat een opluchting na de donkere doembeelden. 

Om weer even op adem te komen. 

Zo lang het nog kan.

Arnold Verplancke