Oud en vervreemd
Is het leuk om iemand na ruim een halve eeuw weer te
ontmoeten? Heb je als jongens voor het laatst samen gelachen. Zit je nu als
bejaarde mannen tegenover elkaar. Mwah. Ongemakkelijk. Lastig. Echt niet alleen
maar leuk.
Herinneringen ophalen lukt nog wel. Hoe we samen na een
biertje hard meegalmden met Mario Lanza en zijn Drinklied uit de film Student
Prince. Of hoe we dachten Elvis Presley te imiteren en indruk te maken op
meisjes in petticoat.
Toeval
Maar het heden blijkt lastiger.
Het is ook puur toeval dat we contact krijgen. Hij ontmoet
een neefje van mij met dezelfde achternaam. Heet jouw vader misschien Arnold?
Nee mijn oom wel. Ach, dat zou leuk zijn.
En zo zit ik op een dag in een keurig opgeruimde
doorzonwoning elders in het land. Met zijn vrouw erbij, thee en een koekje. Ja
dat Drinklied kennen we nog wel, al zingen we het niet meer. Veel lol vroeger.
Maar rond actuele onderwerpen ligt een mijnenveld. Zover blijk je uit elkaar
gegroeid en van elkaar vervreemd.
Politieke onderwerpen kun je bij de thee misschien beter
vermijden. Dus als hij komt op de ‘buitenlanders’ die overal de schuld van zijn,
probeer ik nog even terug te keren tot het druilerige weer. Maar als die truc
niet lukt, vraag ik hem toch voorzichtig hoeveel niet blanke of niet
oorspronkelijk Nederlandse vrienden en kennissen ze eigenlijk hebben. Geen dus.
Meer kleur
Om het onderwerp iets meer kleur te geven, vertel ik over de
reizen die mijn vrouw en ik maakten door landen als Syrië (voor de oorlog),
Iran, Ethiopië, en India. Dat ik zelfs peetoom ben van een gitzwart zoontje van
een Nigeriaanse moeder. Dat er natuurlijk ook slechte mensen zitten tussen de migranten,
maar dat de meesten….
De voorbeelden vallen niet in vruchtbare aarde. Boos begint
hij over zwarte Piet. Tactisch
probeer ik nog te nuanceren. Natuurlijk voelt het niet leuk als oude
Nederlandse tradities verdacht worden
gemaakt. Maar maak er niet zo’n punt van! Kinderen zijn ook blij met een
Roetveegpiet, als ze maar kunnen zingen en cadeautjes krijgen.
Hij schudt nors zijn hoofd. Zijn vrouw helpt ons weer op
gang: ‘Het zit hem ook allemaal zo dwars,’ licht ze toe. Ik knik begrijpend. ‘U
bent toch ook met pensioen, of werkt u nog?’
Alle twee, antwoord ik en noem mijn bestuursfunctie bij het pensioenfonds.
Dat woord komt wél goed binnen. ‘Ja, blij dat ik altijd lid
van de vakbond ben gebleven en pensioen heb opgebouwd. Naast onze AOW. Elke
maand netjes op tijd op de giro. We kunnen er prima van rondkomen. Ja toch?’
Terwijl het miezert, zoek ik mijn auto op die een eindje
verder staat. Niet helemaal voldaan over wat waarschijnlijk ons laatste gesprek
is geweest. Ook niet over mijn onvermogen de kloof te dichten. In mijn hoofd
hoor ik het eens zo opzwepende ´Drink! Drink! Drink!´ en `May young hearts
never part!´
Arnold Verplancke